DUIKEN NIEUWS
Duikers vinden uitgestorven zoogdieren in Black Hole
Grotduikers hebben de schedels en botten van uitgestorven beren en wolfachtige dieren ontdekt op het Mexicaanse schiereiland Yucatán – en de ontdekking wordt door paleontologen als baanbrekend omschreven.
Deskundige Blaine Schubert van de East Tennessee State University schakelde professionele duikers in om zijn team te helpen de gefossiliseerde overblijfselen uit de Hoyo Negro-grot (zwart gat) te bergen, een klokvormige ondergelopen put van zo'n 60 meter breed en 55 meter onder zeeniveau.
De grot markeert het kruispunt van drie doorgangen en creëert zo een natuurlijke val voor dieren. Smeltend gletsjerwater dat na hun dood de grot overspoelde, zou hebben bijgedragen aan het behoud van hun botten.
7 mei 2019
De duikers vonden fossielen van zeven individuele beren van de soort Arctotherium vleugelei, die verwant was aan de prehistorische beer met kort gezicht, waarvan men dacht dat deze de grootste was die ooit heeft geleefd. Collageen bewaard in een tand stelde het team in staat de overblijfselen te dateren tot ongeveer 11,000 jaar geleden, aan het einde van het Pleistoceen.
Er werden ook fossielen gevonden van een ander groot vleesetend zoogdier, Protocyon holbewoners, een uitgestorven wolfachtig wezen.
In de Hoyo Negro-grotten zijn de afgelopen twaalf jaar een aantal prehistorische vondsten gedaan van zowel dieren als menselijke skeletten, die wel 12 jaar teruggaan, maar de laatste vondst is vooral belangrijk voor paleontologen.
Vóór de expeditie was van geen van beide soorten bekend dat ze ten noorden van Zuid-Amerika bestonden. Vanwege hun tropische klimaat hebben Midden-Amerika en Zuidoost-Mexico een slecht fossielenbestand van de prehistorische gebeurtenis die ‘de Great American Biotic Interchange’ wordt genoemd.
Dit gebeurde nadat de landengte van Panama ongeveer drie miljoen jaar geleden opkwam en een landbrug tussen Noord- en Zuid-Amerika creëerde, waardoor migraties in beide richtingen mogelijk werden. Beide gevonden zoogdieren leken afstammelingen te zijn van Noord-Amerikaanse soorten die lang daarvoor naar het zuiden waren getrokken, maar vervolgens weer naar het noorden migreerden.
De ontdekking, die hun bekende verspreiding nu heeft uitgebreid tot meer dan 1200 mijl ten noorden van Zuid-Amerika, wordt beschreven in Royal Society Biology Letters.